Master Data Management
Terug naar overzicht
blog

Wetsvoorstel verscherpt taak toezicht en bestuur verenigingen en stichtingen

Om de kwaliteit van het bestuur en toezicht in semipublieke sectoren te verbeteren, is het kabinet van plan de wettelijke positie en taakvervulling van interne toezichthouders van verenigingen en stichtingen te verscherpen. Dat blijkt uit een wetsvoorstel dat in februari aan verschillende instanties is verstuurd voor advies. 

Volgens minister Opstelten kunnen bestuurders en toezichthouders van stichtingen en verenigingen door het wetsvoorstel beter op hun prestaties worden afgerekend en wordt het gemakkelijker om bestuurders en toezichthouders die slecht functioneren, te vervangen.

Toezicht verenigingen en stichtingen

“In de praktijk is gebleken dat niet in alle instellingen het interne toezicht op het bestuur op orde is,” schreef minister Opstelten in november vorig jaar in een brief aan de Tweede Kamer. “Sommige toezichthouders leunen achterover en stellen zich onvoldoende op als tegenwicht voor het bestuur.” In de brief beschreef de minister vier invalshoeken om gewenst gedrag van bestuurders en toezichthouders te stimuleren en ongewenst gedrag te ontmoedigen, met als beoogd doel de verbetering van de kwaliteit van het toezicht en daarmee een betere borging van publieke belangen. De taak van bestuurders en toezichthouders van NV’s en BV’s was al vastgelegd in de wet. Het wetsvoorstel van februari beoogt dat deze regels ook gaan gelden voor verenigingen en stichtingen.

Uitgangspunten wetsvoorstel

In het ambtelijk voorontwerp van de Memorie van Toelichting wordt het doel van het wetsvoorstel beschreven:

  • Bestuurders en toezichthouders moeten zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de rechtspersoon en de met die rechtspersoon verbonden organisatie
  • Bestuurders en toezichthouders met een tegenstrijdig belang dienen zich te onthouden van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming
  • Bestuurders en toezichthouders kunnen aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van onbehoorlijke taakvervulling
  • In het geval van een faillissement dat in belangrijke mate is veroorzaakt door onbehoorlijke taakvervulling kunnen bestuurders en toezichthouders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een tekort in de boedel

Het risico van 'bange toezichthouders'

“Wie wil er straks nog toezicht houden bij stichtingen en verenigingen?” schreven advocaten Annemieke Hendrikse en Lorijn van der Valk van Van Doorne in een reactie op de Kamerbrief van minister Opstelten van november. De advocaten wijzen op het risico dat het door het strengere toezichtregime moeilijker zal zijn om bekwame toezichthouders te vinden die een toezichthoudende functie willen vervullen in de semipublieke sector. Ook in de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat de vraag zou kunnen rijzen of het aansprakelijkheidsrisico niet te groot wordt en daardoor prohibitief werkt, of leidt tot wat de Rotterdamse hoogleraar Kroeze ‘bange bestuurders’ of ‘bange toezichthouders’ noemt. Volgens de Memorie wordt dit echter niet verwacht of beoogd: “Bestuurders en leden van het toezichthoudend orgaan die hun taak naar eer en geweten en zorgvuldig vervullen, hebben niets te vrezen.” Bovendien wordt volgens de Memorie met de verduidelijking van de taakomschrijving juist beoogd dat bestuurders en toezichthouders beter weten wat van hen wordt verwacht, ‘zodat de angst voor het vermeend aansprakelijkheidsrisico vermindert’. 

Toezichthouders en bestuurders dienen zich in elk geval te realiseren dat zij in de toekomst mogelijk beter op hun prestaties kunnen worden afgerekend. Dit maakt het belang van een goede governancestructuur waarbij invulling wordt gegeven aan integriteit extra duidelijk.

Gelijkaardige publicaties